Westvoorstel incassokosten moet worden herzien (VVD-fractie)

2 November 2010

Het wetsvoorstel incassokosten moet in de huidige vorm van tafel. Dat is het standpunt van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de vaste commissie voor Justitie begin september, diende woordvoerder mr. Ard van der Steur, tevens spreker op de 6e Credit Expo, een aantal wijzigingsvoorstellen in. Of het nieuwe kabinet deze voorstellen zal overnemen, moet worden afgewacht. Van der Steur gaat zich de komende maanden in elk geval inspannen om een Kamermeerderheid te behalen. ‘Het zou me verbazen als dat niet lukt.’

Daags na de instemming van de CDA-fractie met het regeer en gedoogakkoord van de coalitiepartijen CDA, VVD en PVV hangt er een opgetogen sfeer op de burelen van de VVD-fractie op het Binnenhof. Niet zo verwonderlijk, want nu de laatste horde is genomen, houdt niets de vorming van het kabinet-Rutte meer tegen. Voor Ard van der Steur, nieuwkomer in de Tweede Kamer, geeft het feit dat de VVD regerings- verantwoordelijkheid gaat dragen een extra dimensie aan zijn politieke functie. ‘Ik ben met mijn neus in de boter gevallen’, vertelt hij enthousiast. ‘Zoals vrijwel alle Kamerleden heb ik me verkiesbaar gesteld om dingen te kunnen veranderen en een bijdrage te kunnen leveren aan onze samenleving. Vanuit de oppositiebanken is dat nu eenmaal veel lastiger dan wanneer jouw partij, zoals nu het geval is, deel uitmaakt van de regering. De kans dat je daadwerkelijk iets kunt bereiken, is daarmee vele malen groter. Geweldig dus, deze ontwikkeling. Ik had dit bij mijn aantreden in juni niet durven dromen!’

U heeft van 1995 tot 2006 in de advocatuur gewerkt. Wat zijn uw ervaringen met de incassopraktijk?

‘Allereerst dat het in ons land buitengewoon lastig is om op een snelle en efficiënte manier tot incasso te komen. We missen een deugdelijke incassoprocedure zoals we die in Europees verband met het Europees betalingsbevel wel kennen. Mijn beeld van de incasso- en gerechtsdeurwaardersbranche is positief, in die zin dat er goede en deskundige partijen zijn. Natuurlijk is er kaf onder het koren, maar in het algemeen wordt er netjes en professioneel gehandeld. Tegelijkertijd is er in de praktijk onduidelijkheid over de hoogte van de incassotarieven en over wat redelijk en onredelijk is. Er komen misstanden voor en die doen het imago van de branche geen goed.’

Bent u voorstander van een wettelijke normering van incassokosten?

‘Zoals bekend is de VVD als liberale partij in beginsel huiverig voor elke vorm van overheidsbemoeienis. Een wettelijke normering kan echter veel discussie en ergernis voorkomen. Daarbij moeten wel twee uitgangspunten centraal staan. Ten eerste dat iedereen z’n rekeningen op tijd betaalt en er verstandig aan doet geen verplichtingen aan te gaan die men niet kan dragen. Immers, elke vorm van incassokosten kan worden voorkomen door te betalen of, als er een kink in de kabel komt, tijdig contact op te nemen met de leverancier om een betalingsregeling te treffen. In de tweede plaats moet er kostendekkend kunnen worden geïncasseerd. Het kan niet zo zijn dat als rekeningen niet worden betaald, de leverancier kosten moeten maken en erop achteruitgaat om z’n geld binnen te krijgen. Als die situatie ontstaat, kan het voor consumenten goedkoper worden om niet te betalen. Dat is volstrekt onwenselijk. Kortom, het is geen slecht plan om een wettelijke regeling te treffen, maar dan wel met een kostendekkend tarief, zodat ook de schuldeiser wordt beschermd en schadeloos wordt gesteld.’

Namens de VVD-fractie heeft u in de vaste commissie voor Justitie een groot aantal kanttekeningen geplaatst bij het huidige wetsontwerp incassokosten en diverse wijzigingsvoorstellen ingediend. Wat zijn de kernpunten?

‘De regeling zoals die nu voorligt, kan ertoe leiden dat incasso’s beneden een bepaald bedrag, waaronder ook grensoverschrijdende incasso’s, niet meer kostendekkend kunnen worden geïncasseerd. Dit kan tot gevolg hebben dat het incasseren van openstaande vorderingen niet meer rendabel is en mogelijk achterwege blijft. Ons standpunt is, zoals gezegd, dat de incassotarifering in alle gevallen kostendekkend moet zijn. Oók vanwege het risico dat als minnelijke incasso niet lonend is, het aantal gerechtelijke procedures fors toeneemt, met alle financiële consequenties van dien voor de debiteur en de overheid. En dat is wel het laatste waarop we zitten te wachten. Daarom is het naast een kostendekkend tarief van groot belang dat we een snellere en eenvoudigere incassoprocedure krijgen, zodat de rechterlijke bemoeienis met niet-weersproken vorderingen zo beperkt mogelijk blijft. Mijn inzet bij de Kamerbehandeling is dan ook om bij de aanpassing van het wetsvoorstel tegelijk de overstap te maken naar een vergelijkbaar systeem als het Europees betalingsbevel.Een tweede kernpunt in onze reactie op het wetsvoorstel is dat een scheiding moet worden aangebracht tussen de normering van incassokosten voor consumenten en bedrijven. In het B2B-segment moet daarbij contractsvrijheid als uitgangspunt gelden, eventueel met als ‘achtervang’ een vorm van staffel waarvan we met elkaar hebben afgesproken dat die redelijk is. Deze aanpak sluit ook aan bij de wettelijke systematiek van de toepasselijkheid en vernietiging van algemene voorwaarden en de wettelijke regeling voor de handelsrente. In de huidige opzet maakt het wetsvoorstel geen onderscheid tussen consumenten en bedrijven. Ook om die reden moet het naar onze mening van tafel en worden herzien. Of de andere Kamerfracties het met ons eens zijn, is mij nog niet bekend. Maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat er voor ons standpunt geen meerderheid te vinden is. Ook omdat de Consumentenbond zeer kritisch is over het wetsvoorstel en onze visie deelt. Hetzelfde geldt voor de belangengroepen van organisaties uit de incasso- en creditmanagementbranche, waaronder de VVCM.’

De wettelijke regelgeving voor gerechtsdeurwaarders geldt niet voor incassobureaus. Bent u voorstander van een gelijktrekking?

‘Ik heb daar nog geen standpunt over bepaald, maar het heeft wel mijn aandacht. De incassobranche vindt dat de gerechtsdeurwaarders oneigenlijke concurrentie toepassen door hun monopolie op het uitbrengen van gerechtelijke documenten, beslaglegging en de toegang tot het GBA. De gerechtsdeurwaarders willen op hun beurt dat het wettelijk toezicht ook voor incassobureaus gaat gelden. Ik heb in onze reactie op het wetsvoorstel incassokosten aan de minister gevraagd of hij de ongelijkheid herkent en bereid is om er iets aan te doen. De beantwoording kan aanknopingspunt zijn om met de minister een algemeen overleg te voeren over de toekomst van de incasso-industrie in Nederland.’

Eén van de slechtste betalers in Nederland, zo blijkt keer op keer op onderzoek, is de overheid zelf. Welke maatregelen zijn nodig om dit veranderen?

‘Als VVD hebben we hier al meermalen aandacht voor gevraagd en dat blijven we doen. Daarbij hebben we nu het kabinet-Rutte aan onze zijde. In het regeerakkoord staat: ‘De overheid betaalt facturen binnen dertig dagen. Op termijnoverschrijding volgen in beginsel boetes.’ Een doorbraak; er gaat duidelijk een andere wind waaien. Overigens is er in dit verband nog een ander belangrijk aandachtspunt: het incassotarief van de overheid. In het Besluit buitengerechtelijke kosten van 25 juni 2009 zijn de incassokosten genormeerd tot 15% van de hoofdsom. Als we nieuwe regels gaan invoeren, moeten die uiteraard ook voor de overheid gaan gelden. Het kan niet zo zijn dat ministeries en gemeenten een ander incassotarief hanteren dan private partijen.’

U maakt zich als Kamerlid ook hard voor een aanpassing van het beslagrecht. Waarom?

‘Ons huidige beslagrecht rust op twee pijlers: het conservatoir en het executoriale beslag. Het eerste heeft als doel vooraf zekerheid te verkrijgen bij een eventuele gerechtelijke procedure; het tweede is bedoeld om een verkregen vonnis uit te voeren. Het conservatoir beslag bestaat in Nederland al heel lang. Het wortelt in de maritieme historie, toen kapiteins en handelsreizigers geregeld Nederlandse havens verlieten en onbetaalde rekeningen achterlieten. Door de schepen letterlijk aan de ketting te laten leggen, hielden schuldeisers uitzicht op betaling. De regeling houdt in dat je op een relatief eenvoudige manier, met marginale toetsing door de rechter, het beslag kunt effectueren. Het instrument is bedoeld voor ‘schepen en schurken’, maar wordt de laatste jaren steeds vaker aangegrepen als pressiemiddel. In mijn eigen praktijk ben ik geconfronteerd met cliënten die van de ene op de andere dag niets meer konden doen, omdat vanwege een relatief bescheiden vordering beslag was gelegd op al hun financiële middelen. Er zijn voorbeelden te over. Uit onderzoek blijkt dat bij maar liefst tweederde van de beslagleggingen ‘druk op de wederpartij’ een rol speelt. Een vorm van oneigenlijk gebruik, die moet worden teruggedrongen.’

Welke wijzigingen in de wetgeving zijn naar uw mening noodzakelijk?

‘Ik bepleit de invoering van drie maatregelen. Ten eerste moeten we regelen dat de verzoekschriften beter worden onderbouwd. Zij dienen alle feiten en omstandigheden te bevatten die de rechter nodig heeft om te beoordelen of er een reële vordering bestaat en of het proportioneel, redelijk en billijk is om beslag te leggen. In de tweede plaats zouden rechters iets minder marginaal moeten toetsen en dieper moeten kijken naar de effecten van de beslaglegging. De derde maatregel is dat de rechter bij toewijzing van het beslag al direct een datum bepaalt waarop partijen worden gehoord, bijvoorbeeld twee weken na de beslaglegging. Nu hebben gedupeerden alleen de mogelijkheid om een kort geding aan te vragen; dat kost niet alleen veel tijd, maar is ook duur. Ik wil deze drie waarborgen op zo kort mogelijke termijn in de vaste commissie voor Justitie bespreken, om vervolgens een algemeen overleg met de minister aan te vragen. Als die de voorstellen overneemt, kan de wet snel worden gewijzigd en in werking treden.’

Mr. Ard van der Steur (1969) is sinds 17 juni 2010 lid van de Tweede Kamer voor de VVD. Binnen de fractie is hij woordvoerder voor de volgende onderwerpen: staatsrecht, de financiering van politieke partijen, civielrecht, bestuursrecht, beroeps- en tuchtrecht (advocatuur, notariaat, deurwaarders), auteursrecht, adoptie en privacy. Van der Steur studeerde Nederlands recht/civiel recht in Leiden. In 1995 werd hij advocaat bij NautaDutilh in Rotterdam. Tot 1 januari 2006 was hij partner van NautaDutilh. Van 2006 tot 2010 werkte Ard van der Steur als parttime docent burgerlijk recht bij de afdeling Moot Court van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Daarnaast was hij vanaf 2006 ondernemer en sinds 2009 weer advocaat. In 1989 werd Van der Steur lid van de VVD. Van 2002 tot juni 2010, het moment van zijn benoeming tot Tweede Kamerlid, was hij fractievoorzitter van de VVD in de gemeenteraad van Warmond, het huidige Teylingen.

Dit interview is in oktober 2010 verschenen in het magazine De Credit Manager van de VVCM. Auteur, Geert de Vries, eindredacteur. Bron: De Credit Manager

Trustoo pro badge